Advocatenkantoor zegt onder valse voorwendselen arbeidsovereenkomst met secretaresse op: billijke vergoeding

Op 7 maart 2023 speelde bij het Hof Den Haag het volgende.

Op 31 januari 2022 heeft werkgever, een advocatenkantoor, de arbeidsovereenkomst met werkneemster, een secretaresse, opgezegd met toestemming van het UWV vanwege bedrijfsbeëindiging. Bij beschikking van 17 oktober 2022 heeft de kantonrechter werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding ad €22.931,74 bruto, achterstallig vakantiegeld en achterstallig loon. Ook is werkgever veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging en wettelijke rente over de loonbetalingen.

Werkgever verzoekt in hoger beroep primair om vernietiging van de beschikking van de kantonrechter en subsidiair om niet-ontvankelijkverklaring van werkneemster. De kantonrechter zou het beginsel van hoor en wederhoor niet hebben toegepast door op zitting de afwezigheid van werkgever niet te verifiëren. Deze grief slaagt niet, omdat werkgever in hoger beroep zich alsnog kon verweren en ter zitting zijn stellingen en verweren heeft kunnen toelichten, aldus het hof.

De transitievergoeding wordt in hoger beroep verhoogd naar €24.768,99 bruto, omdat in volgens werkneemster geen 8%-vakantietoeslag was inbegrepen bij de transitievergoeding.

Werkneemster heeft in incidenteel beroep verzocht om toekenning van een billijke vergoeding van €5.000 bruto. Werkgever is immers nog steeds op het tableau ingeschreven als advocaat, dus er is geen sprake van een bedrijfsbeëindiging, aldus werkneemster.

Het hof concludeert dat werkgever aan UWV en werkneemster een verkeerde voorstelling van zaken heeft geschetst. Hij had immers aangekondigd de bedrijfsactiviteiten per 10 april 2022 te beëindigen. Daarom heeft het UWV op onjuiste gronden toestemming verleend tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Het hof acht dit gedrag ernstig verwijtbaar van de werkgever.

Omdat werkneemster intussen een nieuwe baan heeft en in de twee maanden na einde van de arbeidsovereenkomst met werkgever een WW-uitkering heeft genoten, acht het hof een vergoeding van €2.000 bruto billijk.

Hof Den Haag 7 maart 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:418