Afspiegelen:
Hoe wordt nu bepaald welke werknemers eruit moeten? Dat gebeurt op basis van het 'afspiegelingsbeginsel'. Er is sprake van 5 leeftijdscategorieën die in dit kader van belang zijn:
- van 15-25 jaar
- van 25-35 jaar
- van 35-45 jaar
- van 45-55 jaar
- van 55 jaar tot pensioengerechtigde leeftijd
Het doel van de verschillende leeftijdscategorieën is een evenwichtige leeftijdsverdeling van de personen die moeten vertrekken. Dit zodat niet enkel de oudere werknemers of juist de jongere werknemers moeten vertrekken.
Stel nu dat er binnen het leeftijdscohort 25-35 jaar 2 personen werkzaam zijn in de functie. Er is ook nog iemand werkzaam in dezelfde functie in het leeftijdscohort 45-55 jaar. In totaal dus 3 werknemers. In het kader van de reorganisatie is bepaald dat er 1 werknemer van deze 3 moet vertrekken. Degenen die in de leeftijdscategorie 25-35 jaar het kortst in dienst is, zal dan moeten vertrekken als eerste. Op die manier wordt immers bereikt dat er evenwichtig wordt omgegaan met alle leeftijdscategorieën.
Er zijn wat uitzonderingen op het afspiegelingsbeginsel. Zo moet bijvoorbeeld de werknemer die de AOW leeftijd heeft bereikt er sowieso als eerste uit. De werknemer die wordt beschermd door een opzegverbod hoeft er juist niet uit, maar degene die na hem komt.
Ook kan de werkgever een uitzondering maken op het afspiegelingsbeginsel in het geval van de zogenaamde onmisbare werknemer. De werknemer die over zodanige bijzondere kennis en bekwaamheden beschikt dat zijn ontslag voor het functioneren van onderneming te grote gevolgen heeft, kan buiten beschouwing worden gelaten. Toptalenten hoeven dus niet mee in de afspiegeling. Wel is het voor werkgevers in de praktijk lastig om aan de eisen hiervoor te voldoen.