In- en uitvoer harddrugs
Maximumstraf (wettekst)
Art. 10 lid 1 Opiumwet
"Hij die handelt in strijd met een in artikel 2 gegeven verbod wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 6 maanden of geldboete van de vierde categorie."
Art. 10 lid 5 Opiumwet
"Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A gegeven verbod, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie."
Art. 2 onder A Opiumwet
"Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (harddrugs) danwel aangewezen door de minister binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen."
Welke straf legt de rechter meestal op (LOVS-richtlijnen)?
Strafverzwarende of strafverlichtende omstandigheden kunnen in het geval van een feit dat niet is gepleegd in georganiseerd verband zijn: in- of uitvoeren omdat sprake is van geldnood, het betrekken van vrienden of familie bij de smokkel en recidive.
Strafverzwarende omstandigheden bij het plegen van het feit in georganiseerd verband kunnen zijn: recidive, geraffineerdheid van het transport, betrokkenheid bij de productie en de omvang van de smokkelpartij.
Voorts kunnen verdachten van het in art. 2 onder A Opiumwet strafbaar gestelde vaak ook vervolgd worden voor bezit van bedoelde middelen, hetgeen strafbaar gesteld is in artikel 2 onder C van de Opiumwet.
Voorbeelden uit de rechtspraak
- Rechtbank Haarlem 25 mei 2012: 12 maanden gevangenisstraf (invoer cocaïne)
- Rechtbank Noord-Holland 14 augustus 2015: 29 maanden gevangenisstraf